Gemeenschappelijke namen:
Nederlands: Soedan doornstaartagaam, Zuidelijke Sahara-doornstaartagame
Engels: Sudan Mastigure, Sudan spiny-tailed lizard
Verspreidingsgebied:
Zie ondersoorten
Algemene informatie:
Kijk voor een specifieke omschrijving onder het tabblad ondersoorten.
Deze soort omvat 3 ondersoorten
Algemene informatie:
Uromastyx dispar dispar wordt tot 37,6 cm lang.
Meest voorkomende lichaamskleur is gelig of groenig met donkere stipjes of een donker kronkelig patroon.
Grote, volwassen mannen zijn herkenbaar aan een zwarte kop, zwarte poten en staart en een zwarte buikzijde.
De rug is geel tot geelgroen.
De vrouwen zijn zandkleurig met kleine, zwarte vlekjes en 4 of 5 grijze flankvlekken.
Pré-anaal en femoraal-poriën : aan beide zijden 11-18 stuks.
Rondom het midden van het lichaam tussen 187 en 227 gladde schubben.
Tussen de keelplooi en de liesplooi: 79 tot 110 schubbenrijen.
Op de buitenkant van de achterpoten zijn de schubben vergroot.
De staart bestaat uit 16 tot 21 met stekels bezette wervels.
Bij de eerste vijf tot dertien wervels zijn de bovenste schubbenrijen net zo breed als twee of meer ventrale rijen.
Slechts de laatste twee tot vijf ringen bestaan uit doorlopende ringen. Aan de voorkant van de gehooropening liggen vergrote schubben.
Verspreidingsgebied:
Deze ondersoort is de oostelijke vertegenwoordiger van de Zuidelijke Sahara-doornstaartagame en wordt aangetroffen in het noorden van Soedan (het woestijngebied ten westen van de Nijl), in het grensgebied tussen Soedan en Egypte en in Tsjaad (Tibesti-gebergte en Ennedi-gebergte).
Natuurlijke biotoop:
Over de biotoop van de ondersoort dispar is niet zoveel bekend. Zeker is dat ze niet alleen op rotsachtige bodem leven, maar ook zandige vlaktes bewonen.
Algemene informatie:
Deze ondersoort is de grootste van de drie en kan een totaallengte bereiken van ongeveer 50 cm.
Pré-anaal en femoraal-poriën : aan beide zijden 13-17 stuks.
Rondom het midden van het lichaam tussen 164 en 231 gladde schubben.
Tussen de keelplooi en de liesplooi: 88 tot 115 schubbenrijen.
Op de buitenkant van de achterpoten vind je sterk vergrote schubben
De staart bestaat uit 19 tot 21 met stekels bezette wervels.
Aan de voorkant van de gehooropening liggen vergrote schubben.
Volwassen exemplaren zijn zwart met 5 tot 7 gele of witte (soms roodachtige) dwarsbanden op de rug.
Bij vrouwen vind je soms langs de rugwervels oranjeachtige, rozetvormige vlekjes.
Verspreidingsgebied:
Flavifasciata is de westelijke ondersoort van van Uromastyx dispar.
Hij bewoont West Sahara, ten zuiden van de 28e noordelijke breedtegraad, Mauretanië en het zuidwesten van Algerije.
Natuurlijke biotoop:
Over de biotoop van de ondersoort flavifasciata is niet zoveel bekend.
Zeker is dat ze niet alleen op rotsachtige bodem leven, maar ook zandige vlaktes bewonen.
Algemene informatie:
Uromastyx dispar maliensis wordt tot maximaal 38,3 cm lang.
Pré-anaal en femoraal-poriën : aan beide zijden 11-17 stuks.
Rondom het midden van het lichaam tussen 117 en 224 gladde schubben.
Tussen de keelplooi en de liesplooi: 86 tot 112 schubbenrijen.
Op de buitenkant van de achterpoten vind je sterk vergrote schubben
De staart bestaat uit 16 tot 20 met stekels bezette wervels.
Aan de voorkant van de gehooropening liggen vergrote schubben.
De donkere delen op de vrouwen zijn eerder donkerbruin dan zwart en de rug geel/beige tot geel. Hierop vind je dan donkere rozetten of een kronkelig, donker patroon.
Op de rug van de mannen vindt je vaak geelachtige rozetten op een zwarte ondergrond. Deze rozetten kunnen met elkaar versmelten, maar vormen geen dwarsbanden zoals bij Uromastyx dispar flavifasciata.
Wanneer mannen van deze ondersoort geslachtsrijp worden, dan wordt een groot deel van hun lichaam (kop, nek, poten en staart) zwart.
De daar al aanwezige zwarte stipjes of vlekjes worden breder en “groeien” aan elkaar vast.
Het geel van de rug wordt verdrongen en op een gegeven moment is er meer zwart dan geel aanwezig.
De tenen en gedeeltelijk ook de flanken blijven geel of worden pas in een later stadium zwart.
Bij veel mannen blijft de buik geel/zwart gekleurd, maar bij andere exemplaren wordt hij geheel zwart.
Zo nu en dan worden er volwassen dieren aangetroffen met een geheel gele rug.
Verspreidingsgebied:
Het leefgebied van deze ondersoort beperkt zich tot het noordoosten van Mali en het zuiden van Algerije.
Het gebied Adrar des Iforas wordt gedeeld met een andere doornstaartagame-soort, nl. Uromastyx geyri.
Ze schijnen hier echt naast elkaar te leven zonder dat er sprake is van hybridisering.
Over de biotoop van de ondersoorten dispar en flavifasciata is niet zoveel bekend. Zeker is dat ze niet alleen op rotsachtige bodem leven, maar ook zandige vlaktes bewonen.
Van de ondersoort maliensis is meer bekend. Zij bewonen merendeels zandige gebieden. In een groot deel van hun verspreidingsgebied ontbreken de rotsachtige gebieden. Stenige biotopen worden alleen in het noordelijkste deel van hun leefgebied aangetroffen. De gemiddelde jaartemperatuur in het leefgebied van Uromastyx dispar maliensis is ongeveer 10°C. hoger dan die van het leefgebied van Uromastyx acanthinura.
Under construction
Van deze soort is er weinig bekend over de voortplanting in de natuur.