Uromastyx

Uromastyx ssp

Rijk Animalia
Stam Chordata
Klasse Reptilia
Orde Squamata
Familie Agamidae
Sub-familie Uromasticinae
Geslacht Uromastyx

Het geslacht Uromastyx omvat 15 soorten:

Uromastyx acanthinura

Uromastyx aegyptia

Uromastyx alfredschmidti

Uromastyx benti

Uromastyx dispar

Uromastyx geyri

Uromastyx macfadyeni

Uromastyx nigriventris

Uromastyx occidentalis

Uromastyx ocellata

Uromastyx ornata

Uromastyx princeps

Uromastyx shobraki 

Uromastyx thomasi

Uromastyx yemensis

Gemeenschappelijke namen:

Nederlands: Doornstaart agaam, doornstaart agame
Engels: Spiny-tailed lizard

Verspreidingsgebied:

Noord-Afrika en het midden-Oosten tot aan India

Algemene informatie:

De lichaamsbouw van alle (onder)soorten komt vrij veel met elkaar overeen. De kop is schildpadachtig , met verticale oor spleten. De voorpoten zijn fors met stevige graafklauwen. De staart is dik, met in ringen geplaatste schubben (stekels). soms zijn de schubben groot en scherp, zoals bij de Uromastyx acanthinura en Uromastyx thomasi. Het geslacht Uromastyx dankt aan zijn staart ook de Nederlandse naam Doornstaart agame. Uromastyx verdedigen hun hol tegen vijanden, door met de staart krachtig heen en weer te slaan. De Uromastyx acanthinura acanthinura is zelfs in staat met de staart een mensenhand tot bloedens toe te verwonden.

Er zijn op dit moment 15 soorten bekend.
Onlangs toonden universitaire studies aangaande DNA en genetica aan dat er een duidelijke lijn kon getrokken worden tussen de voorheen genoemde U. asmussi, U. loricata, U. hardwickii en de andere soorten. Zo sterk zelfs dat men in de taxonomie de naam veranderde in een aparte lijn, genaamd Saara. Vanaf heden spreken we dan ook van 2 aparte genus in de onderfamilie uromastycinae.

Binnen het geslacht Uromastyx komen nog al wat kleurvariëteiten voor. Er zijn ondersoorten die donker gekleurd zijn zoals: Uromastyx aegyptia aegyptia, Uromastyx aegyptia microlepis, Uromastyx acanthinura (uit Tunesië) en Uromastyx princeps. Er zijn ook (onder)soorten met prachtige kleuren zoals: Uromastyx acanthinura (buiten Tunesië), Uromastyx benti, Uromastyx ocellata ornata en Urmastyx thomasi.

De lengte die een volwassen Uromastyx kan bereiken verschilt nog al per (onder)soort. De meeste (onder)soorten worden ongeveer zo’n 30 à 50 cm lang. Maar er zijn uitschieters naar boven en naar onder. Zo bereikt een volwassen Uromastyx aegyptia aegyptia makkelijk zo’n 80 cm. Er zijn zelfs mensen die beweren een dier van meer dan een meter te hebben gezien. In tegenstelling tot de Uromastyx aegyptia aegyptia staat de Uromastyx macfadyeni, met zijn lengte van rond de 22 cm.

Uromastyx zijn uitgesproken dagdieren. Ze slapen vaak in holen of spleten in de grond of rotsen. Van een aantal soorten is bekend dat ze diepe holen graven. De dieren uit het geslacht Uromastyx eten over het algemeen plantaardig voedsel, maar insecten en zelfs ontlasting van grotere dieren worden ook wel gegeten. Jonge dieren eten meer insecten.

Cites informatie:

Alle Uromastyx soorten staan op CITES bijlage II

Uromastyx acanthinura
Uromastyx acanthinura

Uromastyx aegypia

Uromastyx alfredschmidti

Uromastyx benti

Uromastyx dispar

Uromastyx geyri

Uromastyx macfadyeni

Uromastyx nigriventris

Uromastyx ocellata

Uromastyx occidentalis

Uromastyx ornata

Uromastyx princeps
Uromastyx princeps

Uromastyx shobraki
Uromastyx shobraki

Uromastyx shobraki
Uromastyx thomasi

Uromastyx yemensis
Uromastyx yemenensis


Het verspreidingsgebied omvat Noord en West Afrika, het Arabisch schiereiland en het midden Oosten tot aan India. De Uromastyx leeft in rotswoestijngebieden. Dit zijn gebieden met een zekere mate van harde zanderige rots en steenachtige ondergrond. In deze gebieden is vegetatie nauwelijks aanwezig. Deze gebieden hebben een hoge temperatuur en een lage luchtvochtigheid.

Uromastyx beschikken over speciale aanpassingen om de extreme omstandigheden waaronder ze leven het hoofd te bieden. ze kunnen een temperatuur van ongeveer 47°C verdragen. Als het echter te warm wordt, kruipen ze weg in hun holen. Ook voor de koude woestijn-nachten biedt het hol bescherming. Uromastyx leven vaak in groepen samen, maar enkele (onder)soorten vertonen een solitair karakter. Van een aantal soorten is bekend dat zij een winterrust houden. Tijdens de wintermaanden eten de dieren niet en vertonen ze zich alleen buiten het hol op warmere dagen. Wanneer de temperatuur overdag weer boven de 25°C komt beginnen zij weer te eten.

Uromastyx_gebied

Voor de (onder)soorten met een gemiddelde lengte t/m +/- 40cm is een verblijf van 100 x 80 cm minimaal. Als uiterste is voor U. aegyptia een minimale oppervlakte van 200 x 100 cm nodig. Vooral de diepte van de bak lijken de dieren erg prettig te vinden. Uromastyx zijn stressgevoelig. Door een behoorlijke diepte in het verblijf te creeren hebben de dieren het idee dat ze van het “gevaar” (lees: de ruiten) weg kunnen vluchten. De hoogte van de bak is voor Uromastyx minder van belang. De dieren leven voornamelijk op de bodem. Een hoogte van 60cm is in de meeste gevallen voldoende.

Gezien het feit dat doornstaartagamen tamelijk actieve dieren zijn is het van belang dat het terrarium waarin men ze wil houden ruim is. Door bijvoorbeeld de achterwand beklimbaar te maken en/of door het aanbrengen van een of meerdere plateaus kan het leefoppervlak groter gemaakt worden. Een achterwand kan vrij eenvoudig geconstrueerd worden met piepschuim of purschuim dat ingesmeerd/overgoten wordt met bijv. tegellijm. Als bodemsubstraat voor een doornstaartagamenterrarium kan, goed gedroogd, speelzand gebruikt worden. Echter, een bak vol zand is niet voldoende.

Het verdient de voorkeur om wat flinke objecten als rotsen en stronken op de bodem van het verblijf te plaatsen. Deze objecten kunnen als schuilplaats dienen. Daarnaast zullen de objecten het zicht door de bak beperken zodat dieren zich enigszins kunnen terugtrekken van andere dieren in de bak.

Maak met de stenen en/of stronken een soort muurtjes en holen. Let wel op dat alles goed verankerd is want doornstaartagamen zijn sterke dieren met een gezonde dosis sloopzucht. Hou er bij de inrichting rekening mee dat er voor elk aanwezig dier een schuilplaats gecreëerd wordt. Meerdere exemplaren gebruiken soms dezelfde schuilplaats, dus zorg er dan voor dat deze groot genoeg is. Schuilplaatsen kunnen o.a. gemaakt worden van stukken kunststof buis welke ingegraven worden, gestapelde stenen (pas op voor instortgevaar), grote stronken, maar ook een onder het terrarium aangebrachte schuilkist/lade behoort tot de mogelijkheden. Belangrijk is dat elke schuilplaats voor de verzorger bereikbaar en controleerbaar is.

De temperatuur mag vooral ’s zomers behoorlijk oplopen. Voor U. acanthinura kan bovenstaande klimaat tabel gebruikt worden. Voor andere ondersoorten kan het klimaat behoorlijk verschillen! Onder de warmtelampen moet de temperatuur oplopen van 55°C tot maximaal 65°C. Een goed heet “zonpunt” is zeer belangrijk voor de algehele gezondheid van Uromastyx. ’s Winters mag de temperatuur in het verblijf zakken tot rond de 15°C.

Uromastyx zijn zonminnende hagedissen. Het is daarom zeer belangrijk om naast de warmtelampen voldoende verlichting aan te brengen. De verlichting kan bestaan uit (true-light)TL-lampen die een hoge lichtintensiteit opleveren.

Naast voldoende verlichting en verwarming is het zeer aan te bevelen om Uromastyx voldoende UVB straling te bieden. In grotere verblijven kan voor de Osram Ultravitalux of Megaray lampen worden gekozen. In kleinere verblijven van bijvoorbeeld nakweek kan een UVB spaarlamp van Arcadia worden geplaatst. Klik hier voor meer informatie over UV(B) straling.

Het mag voor zich spreken dat de luchtvochtigheid in een terrarium voor deze hagedissen meestal laag is. Dit hangt uiteraard van de soort die er in leeft. Hoe dan ook, een of twee keer per week wat water sproeien in het terrarium kan geen kwaad. Tijdens de vervelling kan dit zelfs wenselijk zijn. Een van de schuilplaatsen kan ook licht-vochtig gehouden worden, zodat de dieren, wanneer ze daar behoefte aan hebben, zich daar kunnen terugtrekken. In de natuur brengen doornstaartagamen meer dan de helft van de tijd door in (zelfgegraven) holen. Hierin is de lucht en de grond in het algemeen licht-vochtig.

Voor de voortplanting is een winterrust van ca. 3 maanden noodzakelijk. Aan de verschillende seizoenen dient de daglengte te worden aangepast; ’s zomers ca. 14 uur licht, ’s winters ca 10 uur licht. De temperatuur van het verblijf daalt dan enigszins mee. Er kan worden gekozen om de warmtelampen een aantal weken uit te laten zodat de temperatuur van het verblijf terugzakt naar kamertemperatuur. De dieren eten gedurende de winterrust niet.

De paring vindt plaats als de winterrust achter de rug is.

niet bereid
Het vrouwtje laat door op de rug te gaan liggen blijken dat ze (nog) niet bereid is tot paren

Voor het leggen van eieren is een vochtige laag zand van ca. 15 cm diepte noodzakelijk. Creeer hiervoor een soort schuilplaats die voor de verzorger goed toegankelijk blijft. Over de voortplanting van de Uromastyx acanthinura is vrij veel bekend. Ook in Nederland zijn er sinds 1990 regelmatig jongen geboren.

Paring geyri
Paring bij een koppel U. geyri

Het grootste deel van het natuurlijke voedsel van de doornstaartagame bestaat uit plantaardig materiaal en een klein gedeelte bestaat uit dierlijk materiaal. Bij jonge dieren ligt de hoeveelheid dierlijke kost wat hoger. Bij onderzochte populaties werden zo´n zeventig verschillende plantensoorten gevonden die als voedsel dienden.

Het grootste deel hiervan bestond uit soorten uit de volgende plantenfamilies:
– Asterácae (Samengesteldbloemigen)
– Apiáceae (Schermbloemigen)
– Poáceae (Grassen).

Het plantaardige voedsel bestaat uit zaden, bloemen, jonge spruiten, knoppen en bladeren.
Als dierlijk voedsel vond men voornamelijk kevers en sprinkhanen. Tevens werd er zand en kleine steentjes in de faeces aangetroffen. Het zand zal wel onbedoeld met het voedsel naar binnen gaan en de steentjes dienen vermoedelijk als hulpmiddel om de plantaardige kost fijn te malen in de maag.

In gevangenschap kan het voedsel bestaan uit diverse soorten groente en fruit, zoals andijvie, ijsbergsla, koolsoorten, tomaat, appel en peen aangevuld met vitaminen-, mineralen-, en kalkpreparaten zoals Carmix, Sporavit of Gistocal en Calciumlactaat.

Drie maal in de week voederen is voldoende. Jonge dieren dienen iedere dag gevoerd te worden.

Sporadisch dient dierlijk voedsel in de vorm van bij voorkeur sprinkhanen maar anders krekels of wasmotten (wederom bestrooit met vitaminen-, mineralen- en kalkpreparaten) te worden verstrekt. Jonge dieren mogen wat vaker dierlijk voedsel.

In het drinkwater dient kalk in de vorm van calciumlactaat (melkzure kalk) te worden opgelost. Het drinkwater moet elke dag worden ververst.