Taxanomie |
|
Rijk | Anamalia |
Stam | Chordata |
Onderstam | Gewervelden |
Klasse | Reptilia |
Orde | squamata |
Familie | Iguanidae |
Genus | Sauromalus (Baird, 1858) |
Soort | ater |
Gemeenschappelijke naam | Nederlands – Chuckwalla Engels – Chuckwalla Frans – Chuckwalla Duits – Chuckwalla Spaans – Chacahuala |
Situatie in het wild:
Chuckwalla’s zijn in de natuur niet bedreigd. Er bestaat echter veel onduidelijkheid over de soorten en ondersoorten in de verschillende streken in het verspreidingsgebied. Er wordt in de VS hieraan aandacht besteed, met name door Prof. Richard Montanucci. Voor juist onderbrengen van de verschillende dieren binnen het stamboek is het herkennen van soorten en ondersoorten en geografiese typen van groot belang. Van een aantal dieren is de herkomst niet bekend (met name van een klein aantal dieren uit de dierenhandel). Door het stamboek wordt gewerkt aan juiste bestemming van alle dieren. De stamboekhouder is hierover in nauw contact met Montanucci en Greb in de VS.
Aanbevolen literatuur:
Een groot aantal publicaties zijn in de bibliotheek van de stamboekhouder aanwezig, en op aanvraag verkrijgbaar. Binnenkort wordt hiervan een lijst gepubliceerd.
Verblijf:
Ofschoon bij de in droge gebieden levende Chuckwalla veelal gedacht wordt aan woestijn en vervolgens aan zandgebieden, is hij toch hoofdzakelijk een bewoner van rotsachtig terrein. Het terrarium dient derhalve veel eerder hoog dan lang te zijn. Dit geeft het voordeel dat in het terrarium veel niveauverschillen kunnen worden aangebracht, die vervolgens weer veel meer leefruimte geven. Voor het bouwen van rotsen is het raadzaam, zeker wanneer tamelijk hoog wordt opgebouwd, deze van kunststof (styropor) samen met cement te maken. Het stapelen van natuursteen kan tot verschuivingen en ongelukken leiden. Chuckwalla’s zijn sterke dieren, zetten zich vaak klem tussen rotsen waardoor deze instabiel kunnen worden. Hoge rotsformaties in het verblijf hebben tot voordeel dat op de hoger gelegen delen warmtebronnen kunnen worden gesitueerd, terwijl op de bodem lagere temperaturen kunnen worden aangehouden. De dieren kunnen dus zelf hun voorkeur voor een temperatuur bepalen. Van belang is een plaats op de bodem, die een ca. 15 cm dikke laag vochtig zand bevat voor het begraven van de eieren. De temperatuur in dit zand dient ca. 30 graden Celsius te zijn. Een platte afdeksteen zorgt er voor dat het zand niet te snel uitdroogt, en de dieren voelen zich er ook veilig onder tijdens het eierenleggen. Gezien het feit, dat Chuckwalla’s voor een belangrijk deel plantaardig voedsel eten, af te zien van inrichting met echte planten. Aan cactussen kunnen zij zich lelijk verwonden. Wortelhout, droge takken en plastic cactussen kunnen het verblijf een natuurlijk aanzicht geven. Een geschikte maat voor een paartje kan zijn 125x100x60 cm (lxbxh). Voor het opkweken van jonge dieren dient een zelfde inrichting te worden aangehouden, echter in kleine afmetingen. Opkweekbakjes van ca. 40x20x20 cm (lxbxh) zijn voldoende.
Maand |
Gemiddelde minimum temperatuur |
Gemiddelde maximum temperatuur |
Laagst gemeten temperatuur |
Hoogst gemeten temperatuur |
Relatieve luchtvochtigheid ( am / pm ) |
Gemiddelde neerslag (mm) |
Gemiddelde aantal uren zonlicht |
Januari |
4 |
18 |
-9 |
29 |
69 / 39 |
20 |
8 |
Februari |
6 |
21 |
-4 |
33 |
67 / 34 |
20 |
10 |
Maart |
8 |
24 |
-1 |
35 |
61 / 28 |
18 |
11 |
April |
12 |
28 |
2 |
39 |
51 / 21 |
10 |
12 |
Mei |
16 |
33 |
4 |
46 |
42 / 16 |
3 |
13 |
Juni |
22 |
38 |
9 |
48 |
37 / 14 |
3 |
14 |
Juli |
25 |
40 |
17 |
48 |
53 / 24 |
25 |
13 |
Augustus |
24 |
38 |
14 |
46 |
60 / 27 |
25 |
12 |
September |
21 |
36 |
9 |
45 |
56 / 27 |
18 |
12 |
Oktober |
13 |
30 |
2 |
44 |
56 / 30 |
10 |
10 |
November |
7 |
24 |
-3 |
36 |
64 / 38 |
15 |
9 |
December |
4 |
19 |
-6 |
29 |
67 / 40 |
23 |
9 |
(bron: BBC Weather Centre)
In de zomermaanden dient de omgevingstemperatuur circa 25 graden Celsius te zijn, oplopend onder de warmtelampen tot 55 graden Celsius. ’s Nachts dient de temperatuur te dalen tot rond de 20 graden Celsius. De TL verlichting dient zo wit en zo intens mogelijk te zijn. Met behulp van de TL wordt ook de daglengte geregeld. De daglengte van onze Nederlandse zomers kan worden aangehouden, hetgeen neerkomt op 17 uur dag en 7 uur nacht. De dieren dient een winterrust periode te worden gegeven, dit ter bevordering van een op de natuur aangepast jaarritme en als stimulus tot voortplanting. In deze periode dient bij een temperatuur van ca. 15 graden Celsius omgevingstemperatuur de TL verlichting enigszins getemperd te worden. Gedurende de winterrust eten de dieren niet. Uiteraard dienen deze regimes in het voorjaar langzaam te worden opgebouwd, en in het najaar te worden afgebouwd. Gebruik hiervoor circa. zes weken. Zorg ervoor, dat de dieren met een lege maag/darminhoud de winter ingaan. Dus stoppen met het verstrekken van voedsel en dan vervolgens nog zeker drie weken de warmtelampen aangeschakeld houden.
De legselgrootte varieert van 1 tot 13 eieren. Ge-incubeerd dient te worden bij een temperatuur van 31 tot 33 graden Celsius. Niet duidelijk is of de incubatie temperatuur van invloed is op het geslacht. Als substraat kan vermiculite worden gebruikt in een gewichtsverhouding van 2:1 (water:vermiculite). De incubatie periode duurt circa 90 dagen.
Voeding:
Chuckwalla’s zijn overwegend planteneters, ofschoon in het voorjaar met name door de vrouwtjes insecten als veldkrekels, sprinkhanen en zelfs eendagsmuizen worden gegeten. Voer dit dierlijk voedsel echter met mate; de dieren kunnen erdoor vervetten. De vrouwtjes gebruiken dit extra dierlijk eiwit wel in de periode dat de eieren zich in het lichaam ontwikkelen. Het plantenaanbod kan bestaan uit sla, andijvie, witlof, peen, incidenteel wat appel. Voorkeur verdient het voeren van paardebloemblad en bloemen (zeker net na de winterrust), lang en rondbladige weegbree, gras, klaver en andere weideplanten (geen zuring!!). Deze planten dienen echter wel op een schone weide worden geplukt, waar geen auto-uitlaatgassen terecht komen en waar niet met bestrijdingsmiddelen wordt gespoten. Jonge dieren wordt hetzelfde voedsel gegeven, echter kleingesneden. Ofschoon de dieren nauwelijks of nooit drinken, dient toch enkele malen per week (b.v 2 x) een schaaltje met verse drinkwater te worden aangeboden. De vochtbehoefte kan per dier sterk verschillen.
Voedingsupplementen:
Te allen tijde dient het voedsel (plantaardig en dierlijk)verrijkt te worden met vitaminen en mineralensupplementen. Hiervoor zijn geschikt Calcium lactaat, Sporavit en Carmix.
Wetgeving voor Sauromalus:
Sauromalus varius staat onder CITES appendix I
Alle andere Sauromalus (onder)soorten vallen niet onder CITES