Corucia zebrata
Rijk | Animalia |
Stam | Chordata |
Klasse | Reptilia |
Orde | Squamata |
Familie | Scincidae |
Geslacht | Corucia |
Het geslacht corucia omvat 1 soort
Corucia zebrata
Gemeenschappelijke namen:
Nederlands: Solomon reuzenskink, grijpstaartskink
Engels: Monkey tailed lizard
Verspreidingsgebied:
Solomon eilanden
Algemene informatie:
Corucia zebrata is een vreemde soort tussen de skinken.
Om te beginnen is het de grootste soort die er onder de skinken te vinden is. De totale lengte kan meer dan 60 cm zijn en volwassen dieren wegen 600-900 gram (drachtige dieren kunnen nog zwaarder worden).
Binnen de skinken is deze soort verder de enige die van nature volledig herbivoor is en de enige waarbij de staart als die van een aap om takken kan slingeren (vandaar de triviale naam van de soort). De vergelijking met apen gaat overigens nog verder.
De naam zebrata doet vermoeden dat deze dieren allemaal gestreept zijn. Er zijn inderdaad veel dieren die een zeker streeppatroon hebben maar dit is lang niet altijd het geval.
Kenmerkend gedrag
Zoals eerder al genoemd werd is de Corucia een soort die in allerlei opzichten bijzonder is. Behalve allerlei lichamelijke bijzonderheden is ook het gedrag van deze soort erg bijzonder. Ook hier gaat de vergelijking met apen weer op. Generaliserend kan worden gezegd dat bij de meeste hagedissen geldt dat een man met meerdere vrouwtjes kan worden gehouden en dat een volwassen, uitgegroeide man de dienst uitmaakt binnen zo’n groep.
Corucia’s zijn groepsdieren en daarnaast gewoontedieren bij uitstek. Het kan erg moeilijk zijn om met volwassen dieren een nieuwe groep samen te stellen. Corucia’s leven van nature in vaste familiegroepen en eenmaal stabiel zal zo’n groep niet snel veranderen. Ook in gevangenschap moeten we rekening houden met dit gegeven. Het samenstellen van nieuwe groepen moet gebeuren in nieuwe (of zeer goed schoongemaakte) verblijven met een nieuwe inrichting. Alle dieren dienen op hetzelfde moment in het verblijf gezet te worden en de eerste weken moeten ze zeer nauw geobserveerd worden. Vaak zullen gevechten uitbreken en in sommige gevallen zal een van de dieren ook zonder daadwerkelijke gevechten gaan vasten en in feite langzaam wegkwijnen. Een eenmaal stabiele groep zal dit over het algemeen ook blijven tenzij er nieuwe dieren worden geïntroduceerd, groepsleden overlijden of de dieren verhuizen naar een ander verblijf. In alle gevallen moet de gehele hiërarchie opnieuw worden bepaald met mogelijk weer de genoemde gevechten of wegkwijnende dieren tot gevolg. De plaats van een Corucia in de groep is niet per definitie geslachtsgebonden. In tegenstelling tot de meeste hagedissensoorten is in veel gevallen het dominantste dier zelfs een vrouwtje
Cites informatie:
Corucia zebrata valt onder CITES appendix II
Er is slechts gedurende een periode van 10 jaar aanzienlijke invoer van deze skinken geweest. Tijdens de periode 1985-1990 werden zij ingevoerd in kleine aantallen met hoge prijzen. Vanaf rond 1990 werd de invoer van dieren verhoogd zodat de prijzen daalden. De lage reproductiesnelheid en de ontbossing van het natuurlijk leefgebied zorgden ervoor dat deze skinken in het wild sterk in aantal terugliepen. In 2001 werd daarom tijdens een congres in Parijs besloten dat de soort wordt geplaatst in Appendix II van het CITES verdrag. In de praktijk betekent dit dat wildvang Corucia niet meer in Europa en de V.S. mag worden ingevoerd. Sinds dit besluit is men volledig afhankelijk van de huidige gevangenschapspopulatie. Dit gegeven maakt een gezonde nakweek voor het behoud van deze unieke soort in gevangenschap extreem belangrijk, en hiermee een actief stamboekbeheer. Het praktische probleem hierbij is al genoemd in de eerste lezing voor SDGL in 2009: Corucia zebrata kent diverse eilandvormen. Helaas is het onderscheid van deze eilandvormen in de hobby nooit verder gekomen dan een onderscheid op uiterlijke kenmerken. Er is op dit moment contact met een onderzoeker die genetische verschillen heeft onderzocht in wilde populaties van deze soort (Hagen, 2011). De hoop is dat deze kennis kan worden toegepast om de dieren in gevangenschapspopulaties op de juiste manier te classificeren en onder te brengen in type-specifieke stamboeken.
Momenteel wordt naast Corucia zebrata zebrata de ondersoort Corucia zebrata alfredschmidti erkend. Een recente publicatie van Hagen (2011) maakt voor het eerst op wetenschappelijk niveau duidelijk dat er inderdaad verschillen bestaan. Er moet hierover nog meer worden onderzocht maar mogelijk worden er in de toekomst wel meer ondersoorten of zelfs soorten erkend. Momenteel wordt binnen de terrariumwereld al een visueel onderscheid gemaakt tussen verschillende typen. Hoewel volgens het onderzoek van Hagen ook binnen één eiland verschil in populaties kan worden gevonden (verschillende kanten van een eiland), wordt bij dieren in gevangenschap vaak een eilandnaam gekoppeld aan de bestaande typen.
C. z. alfredschmidti is goed te onderscheiden van C. z. zebrata. Binnen C. z. zebrata wordt gesproken over “Guadalcanal’, ‘Malaita’ en ‘(Santa) Isabel’. Van deze vormen wordt het zgn. ‘Guadalcanal’ type het meest gehouden.
Corucia zebrata komt van de Solomon Eilanden, een eilandengroep in het verlengde van Papua Nieuw Guinea. De dieren komen verspreid op deze eilandengroep voor en het lijkt er op dat er meerdere typen bestaan die zich in kleur en formaat net iets anders hebben ontwikkeld (zie tabblad ondersoorten)
Deze skinken zijn boombewoners en bewonen de bovenste laag van het bladerdak van beboste gebieden in zijn bereik.
Het klimaat op de Solomon Eilanden is het gehele jaar door vrij constant. De nachtelijke temperatuur komt nooit onder de 23 graden Celsius en de dagmaxima nooit boven de 32 graden Celsius. De hoeveelheid neerslag is daar hoog en vindt over het hele jaar uigespreidt plaats. De lichaamstemperatuur van deze skinken dient bij voorkeur tussen de 26.6 en 29.4 graden Celsius te liggen.
Om deze dieren te huisvesten is redelijk wat ruimte nodig. Veel literatuur vermeldt formaten van het type telefooncel als verplichting. De dieren zijn behoorlijke gewoontedieren en in tegenstelling tot leguanen en agamen zal een Corucia nooit springen (en nauwelijks tot nooit rennen). Verblijven die kleiner zijn dan het genoemde telefooncelformaat zijn dus ook mogelijk. De inrichting van het verblijf moet bestaan uit een aantal holle kurkstammen en een hoeveelheid (redelijk dunne) takken. Omdat de dieren niet springen of rennen mogen de takken redelijk dicht op elkaar en door elkaar staan. De dieren zullen in dergelijke bakken goed laten zien hoe behendig ze kunnen klimmen. Temperaturen hoeven niet te hoog te zijn (rond de 25°C), luchtvochtigheid lijkt in de praktijk niet heel belangrijk op voorwaarde dat er in ieder geval tijdens de vervellingperiode sowieso stevig gesproeid wordt. Gebeurt dit niet dan zouden vervellingsresten kunnen zorgen voor huidproblemen en beknelling van bv. tenen.
Corucia’s investeren veel tijd en energie in hun jongen. Corucia’s zijn geslachtsrijp op een leeftijd van 4-6 jaar, met name afhankelijk van het geslacht en de groeisnelheid. De dieren zijn levendbarend en werpen na een lange draagtijd (7-9 maanden) enorme jongen. Per worp wordt meestal maar 1 jong geboren, in sommige gevallen 2. Enkele jaren terug maakte wijlen Bert Langerwerf als eerste en enige melding van een drieling bij deze soort. Jongen worden in Europese collecties over het algemeen in november/december geboren. Sommige moederdieren werpen ieder jaar maar vaak wordt ook een geheel kweekjaar overgeslagen.
De dieren die op jonge leeftijd al worden gesepareerd van hun ouders lijken later het principe van hiërarchie in een groep moeilijk te begrijpen. Een subadult dier kan dan in een nieuwe groep direct proberen een volwassen dominant dier de baas te zijn. Dergelijk gedrag resulteert uiteraard in gevechten. Wanneer vechtende dieren niet tijdig uit elkaar worden gehaald kunnen deze gevechten doorgaan tot de dood er op volgt.
Één van de meest bijzondere feiten over de voortplanting van deze soort is dat jongen in feite verplicht bij de ouders moeten blijven. Ouders zijn zeer beschermend naar hun jong(en) en het lijkt er op dat er in de eerste weken na de geboorte een soort opvoeding plaatsvindt. Een serie artikelen in Reptilia vertelt over het lot van jongen die direct na de geboorte worden gescheiden van de ouderdieren. Het lijkt er op dat deze scheiding resulteert in dieren die op latere leeftijd niet of nauwelijks in groepen kunnen functioneren.
Één van de meest besproken onderwerpen bij het houden van reptielen is de voeding. Ook over de voeding van Corucia bestaan veel meningen. De soort is van nature folivoor (bladetend). In terraria krijgen de dieren vaak een combinatie van bladgroente en fruit. Hoewel de dieren op dit dieet prima te houden en te kweken zijn geeft de consistentie van de feces (op een dergelijk dieet relatief dun) aan dat een verhoogd vezelgehalte voor deze dieren nuttig kan zijn. Wanneer de dieren daadwerkelijk blad krijgen van bijvoorbeeld fruitbomen, wilg of druif neemt ook de stevigheid van hun ontlasting toe. Omdat dergelijk blad in het winterseizoen niet te krijgen is kan een standaard dieet van bladgroente en kleine hoeveelheden fruit worden gesupplementeerd met Heucobs. Deze brok, die met name onder houders van landschildpadden veel gebruikt wordt, bestaat uit samengeperste wilde kruiden. Wanneer deze brokken worden geweekt vallen ze uit elkaar tot kleine stengeltjes.
Het voedsel voor de Corucia’s kan worden gemengd met vers geweekte Heucobs of met droge schilfers die van de brokken worden afgebroken (of na het weken weer zijn gedroogd). Afhankelijk van de gebruikte voedermiddelen wordt het voedsel regelmatig gesupplementeerd met een calciumpreparaat.
Geraadpleegde literatuur:
Teksten door Siebren Kuperus