Dipsosaurus
Rijk | Animalia |
Stam | Chordata |
Klasse | Reptilia |
Orde | Squamata |
Familie | Iguanidae |
Geslacht | Dipsosaurus |
Het geslacht dipsosaurus omvat 1 soort
Dipsosaurus dorsalis
Gemeenschappelijke namen:
Nederlands: Woestijnleguaan
Engels: Common desert iguana
Verspreidingsgebied:
Mexico (Baja California, Sinaloa, Sonora)
Verenigde Staten (Arizona, California, Nevada, Utah)
Algemene informatie:
Dipsosaurus dorsalis, de woestijn leguaan is een in ons land wat minder populaire hagedis. Deze tot maximaal 40 cm lange, statige hagedis heeft een rond lichaam, een lange staart (net zo lang als de rest van het lichaam) en een kleine kop met een afgeronde, stompe snuit. Op het midden van de rug vanaf de hals tot het einde van de staart zijn de schubben iets vergroot en gekield, zodat een kleine kam ontstaat. De kleuren zijn aan zijn biotoop aangepast en bestaat uit bruin- en grijstinten. De meeste dieren zijn echter toch opvallend getekend: talrijke lichte en donkere punten en strepen, die gedeeltelijk in een netwerk opgaan, zorgen voor een interessante tekening, maar bovenal natuurlijk voor een goede camouflage.
De staart is met zwarte puntenrijen bezet, die vaak in dwarsbanden samensmelten en op de onderkant niet samenkomen. De keel heeft ook een punten of streeptekening. De rest van de onderkant is eenkleurig licht. Een duidelijk, uiterlijk onderscheid tussen de beide geslachten is niet mogelijk. In een vergelijking zijn bij de mannetjes de hemipeniszakken te onderscheiden.
Cites informatie:
Dipsosaurus dorsalis is niet geclassificeerd in CITES
In de literatuur wordt regelmatig gesproken over diverse ondersoorten. Het zou dan gaan om de volgende ondersoorten:
Dipsosaurus dorsalis dorsalis
Dipsosaurus dorsalis sonoriensis
Dipsosaurus dorsalis catalinensis
Dipsosaurus dorsalis lucasensis
De woestijnleguaan bewoont de woestijnen en halfwoestijnen van zuid-Californie, Nevada, West-Arizona en het noorden van Mexico. De Nominaatvorm Dipsosaurus d. dorsalis komt in de USA in de Mojavewoestijn van centraal-Californie via het zuiden van Nevada en Zuidwest Utah tot in het westen van Arizona voor. Naar het zuiden toe via het westen van de Sonora tot in Mexico noordwest Sinaloa wordt de nominaatvorm afgelost door de ondersoort Dipsosaurus d. sonoriensis (Allen, 1933). Dipsosaurus d. catalinensis (van Denburgh, 1922) kennen we alleen van het eiland Santa Catalina in de Golf van Mexico. En de ondersoort Dipsosaurus d. lucasensis (van Denburgh, 1920), die eerder als Dipsosaurus carmensis beschreven is Grismer 1999), komt voor op de eilanden Isla del Carmen Coronados, Monserrate. San Jose en Cerralvo en tevens op het zuidelijke deel van het schiereiland Baja California en in het westen van Mexico.
In het noorden komt men de woestijnleguaan tegen in de typische vlakke zandwoestijnen, zoals we die uit de westernfilms kennen, in het zuiden daarentegen leven ze in meer dichtbegroeide gebieden met doomachtige struiken. In de open woestijn voelt hij zich net zo thuis als langs wegen en zelfs op het strand is hij in zijn element.
De behoefte aan een territorium is zeer sterk maar in dit kan even makkelijk ook weerlegt worden. Enkele onderzoeken (bijvoorbeeld Krekorian 1976) laten zien, dat deze soort tijdens de paartijd vermoedelijk zeer territoriaal is en dan ook op een behoorlijk groot terrein aanspraak maakt, De rest van liet jaar leven de dieren relatief weer behoorlijk dicht bij elkaar en tonen weinig agressie naar elkaar toe.
Biotoop
Het biotoop woestijn vraagt een behoorlijk aantal aanpassingen van zijn bewoners: de woestijnleguaan staat bekend als liet gewervelde dier dat de hoogste omgevingstemperatuur gedurende langere tijd verdraagt. Zelfs bij 47ºC overleven de dieren probleemloos, wat echter, zoals Bosch & Werning(1991) terecht schrijven, in het terrarium uiteraard beter niet uitgeprobeerd kan worden. Dipsosaurus kan, wanneer het ‘s nachts erg koud wordt. ‘s morgens bijna chocoladebruin zijn en daardoor bij de eerste zonnestralen direct de nodige warmte tanken. Hoe hoger de zon aan de hemel staat, hoe warmer het word, en des te lichter Wordt onze woestijnleguaan. Waar bij ‘s morgens de zonnewarmte nog moet absorberen, om zijn voorkeurstemperatuur te bereiken, moet hij deze nu reflecteren. om te voorkomen dat hij oververhit wordt. Hij kan daarbij bijna wit worden, en wanneer het zand te heet wordt, gaat hij hoog op zijn poten staan, waardoor de afstand tussen zijn lichaam en het hete zand groter wordt. Daarbij worden ook de staart en de tenen opgetild, zodat het dier enkel nog op zijn hakken staat. Maar er komt een punt dat ook deze maatregelen niet meer afdoende zijn, om de lichaamstemperatuur onder de voor deze soort geldende bovengrens te houden, het zand begint dan bijna te gloeien, De dieren trekken zich nu terug in hun koelere holen in het zand of ze klimmen in de struiken om op die manier een nog grotere afstand tussen zichzelf en het gloeiend hete zand te creëren Daarbij werden de dieren al wel eens op twee meter hoogte gezien. Ondanks deze gedragingen moet de woestijnleguaan toch echt alleen als een bodembewoner gezien worden.
Woestijnleguanen zijn prachtige en goed houdbare terrarium dieren. Het kost echter wel enige moeite om ze langere tijd, er zijn gevallen bekend dat dieren 15 jaar oud werden, te houden of om er mee te kweken.
Heel belangrijk is de hoge temperatuur. Woestijnleguanen kunnen zelfs bij 47ºC (zonder uitwijkmogelijkheid!) nog overleven, wat men echter niet moet uitproberen. Bewezen is dat de spijsvertering van Dipsosaurus bij 28ºC nog niet werkt! Een plaatselijke temperatuur van 45ºC in het warme jaargetijde is aan te bevelen, verder 30-40ºC. ‘s Nachts moet er een behoorlijke temperatuurdaling gerealiseerd worden en een stijging van de vochtigheid. Een bijzonder problematiek is die van het microklimaat, dat deze dieren in hun woonholen hebben. Er moeten kunstmatige woonholen gemaakt worden die van binnen altijd licht vochtig moeten zijn. Men moet de dieren ontzettend veel licht bieden en ook moet er een behoorlijke hoeveelheid UV-licht in de bak zijn, de dieren worden veel actiever als men ze bestraald met bijvoorbeeld een Osram Ultravitalux lamp.
In ieder geval moet men de jaarlijkse klimaatveranderingen wel in het oog houden.
In de natuur volgen balts en paring normaal gesproken kort na het begin van de lente respectievelijk direct na het ontwaken uit de winterrust. Het verloopt zoals bij de meeste leguanen gebruikelijk is: Het mannetje grenst een territorium af door zogenaamde push-ups te tonen als er concurrenten in de buurt zijn en probeert daarmee tegelijkertijd een wijfje te imponeren. Daarbij wordt het lichaam zijdelings afgeplat, een ‘kattenrug’ gemaakt en de keelwam tentoongespreid. Meestal geschiedt dit vanaf een verhoogde, in ieder geval vanaf een duidelijk zichtbare plaats in het gebied, Na enige korte achtervolgingen bijt het mannetje zich vast in de huid in het nekgebied van het vrouwtje, schuift zijn staart onder de hare en de paring voltrekt zich.
De eieren worden, al naar gelang de beëindiging van de winterrust, midden mei tot eind juni gelegd. dejongen komen vervolgens van eind juli tot eind augustus. al naar gelang de zonnestraling en het weer, uit. Deze tijden zijn niet per definitie elk jaar gelijk, en er komen ook verschuivingen voor naarmate het dier noordelijker of zuidelijker leeft. Er zijn ook meldingen, dat Dipsosaurus twee maal per jaar een legsel kan produceren (Obst el al. 1984).
In Duitsland (en Nederland, M.P.) zijn er niet veel meldingen van een gelukte kweek. De dierentuin in Frankfurt wist in 1993 twee jongen uit het ei te krijgen en het lukte om één ervan te laten opgroeien. Van geslaagde privé kweekresultaten zijn in Duitsland slechts weinig meldingen. Llies kon van zijn vijf nakweekdieren er geen een in leven houden, omdat ze helaas door een ongelukkig voorval om liet leven kwamen (Ilies, mededeling 1995) Scherer, Werning & Barkam (in voorbereiding) melden de geslaagde kweek van hun kweekgroep in een huiskamerterrarium en ontvingen daarvoor dit jaar de Alfted A. Schmidt Prijs van de DGHT. In de USA schijnt het nakweken regelmatiger te lukken: als men de internetgegevens mag geloven (Savens 2000), hieraan werken 236 instituten en 425 privéhouders van terrariumdieren mee, en er kwamen van 1981 tot 1997 in Levangenschap in totaal 79 woestijnleguaantjes uit het ei. Helaas biedt dit document geen uitkomst over het feit of het hier in alle gevallen gaat om eieren die na paringen in het terrarium gelegd zijn, of dat het om eieren ging van dieren die kort daarvoor gevangen waren. Verder is het interessant, of de dieren onder natuurlijke omstandigheden in een buitenterrarium of in een kamerterrarium gehouden werden.
Hierdoor zijn ook betrouwbare gegevens over de incubatie van Dipsosaurus eieren relatief schaars. Regelmatig kon bij kweekpogingen bewezen worden dat een verhoging van de incubatietemperatuur een duidelijke verkorting van de ontw ikkelingstijd van dejongen tot gevolg had. Muth (1980) beschrijft, hoe een verhoging van de temperatuur van 28ºC naar 30ºC de incubatietijd met 27 dagen verkorte, terwijl een verhoging van 32 naar 36ºC een verkorting van ongeveer 1 1 dagen bewerkstelligde, zelfs bij 40ºC (!) kwamen er nog jongen uit liet ei. Köhler(1997) meldt een incubatietijd van 43?45 dagen (in plaats van 43 tot over 80 dagen). In liet Frankfurter Exotarium werden twee jongen geboren na 77 respectievelijk 79 dagen (Zoologischer Garten Frankfurt 1993).
Volgens oudere opgaven is het geslachtsonderscheid bij woestijnleguanen aan de hand van de femoraalporiën relatief probleemloos gedaan worden. Als men meerdere dieren heeft van dezelfde grootte, dan kunnen ook de koppen vergeleken worden-die is bij het mannetje wat krachtiger en forser. Ook zijn de hermpeniszakjes bij het mannetje goed te herkennen.
Als men er toch niet helemaal uitkomt, dan kan misschien een ‘blacklight’ uitkomst bieden. Tests (Alberts 1993) toonden aan dat een woestijnleguaan de wasachtige afscheiding van de femoraalporiën daadwerkelijk konden zien. Onder UV-licht is ook door het menselijke oog deze groenachtige schijn waar te nemen. Interessant is ook, dat deze lichtgevende afscheiding kennelijk pas onder UV-straling goed zichtbaar is. Daarom is het denkbaar, dat dit een mogelijke factor is van de oplossing van de paringsbereidheid in het terrarium. liet zou kunnen betekenen dat zonder UV-licht geen of weinig paringen zullen plaatsvinden.
Dat geslachtsrijpe, parings bereide Dipsosaurussen te herkennen zouden zijn aan de rosekleuring op de buikzijde (Bogner 1992). of dat zich bij deze exemplaren ook de flanken roze verkleuren (Internet) wordt bij mij niet bevestigd, ofschoon ik toch meerdere paringen bij verschillende dieren gezien heb.
Woestijnleguanen zijn herbivoor, ofwel planteneters. Van in totaal 21 soorten planten, die in zijn natuurlijke verspreidingsgebied voorkomen is bekend dat ze gegeten werden (Burghardt & Rand 1982). In het noorden lijkt de woestijnleguaan behoorlijk aan het verspreidingsgebied van de Creosote-struik (Larrea tridentara) verbonden te zijn en zich daar overwegend te voeden met de bladeren van deze geel bloeiende struik.
Dit is in zoverre opvallend dat de uit deze plant gewonnen substantie, dat als een droog en conserveermiddel gebruikt werd, reeds in 1968 in Duitsland verboden werd omdat ervan bewezen kon worden dat het giftig is.
Ook al voeden ze zich overwegend met planten, vrijwel geen enkele woestijnleguaan zal een insect van de juiste grootte versmaden. Bij mijn dieren komt het regelmatig tot bijtpartijen en vechtpartijtjes, zoals elkaar achterna jagen, als ik af en toe sprinkhanen, krekels, wasmotrupsen of wasmotten geef. In de literatuur wordt ook beschreven dat Dipsosaurus ook van gedroogde mest van andere reptielen en zoogdieren eet (Norris 1953, Stebbins 1954).
Geraadpleegde literatuur:
Harry Wölfel (vertaling: Michel Papen)