Devrieseasis
De bacterie Devriesea agamarum veroorzaakt een bacteriële dermatitis, die zich vaak als korst‐, bobbel‐ of abcesvorming openbaart. Meest typerend zijn korstige woekeringen rond de mond of neus, cloaca, aan de binnenzijde van de achterpoten, aan de staart en flanken. Regelmatig maar minder frequent veroorzaakt het onderhuidse abcessen ter hoogte van de neus, neusrug, aan de extremiteiten en in de mondholte.
De bacterie is vernoemd naar Luc A. Devriese, die deze bacterie voor het eerst aantoonde bij hagedissen. Nadien werd onder andere de taxonomische indeling van de bacterie uitvoerig beschreven als ook de gevoeligheid voor bepaalde antibiotica en de resistentie bepaald op de Faculteit Diergeneeskunde universiteit Gent. De ziekteverwekker is een grampositieve staafjesbacterie die groeit op bloedagar en op selectieve agar voor grampositieve bacteriën. Wanneer een dierenarts een monster neemt om deze bacterie aan te tonen kan er het beste gebruik gemaakt worden van dit laatste type agar. Als eenmaal de bacterie geïsoleerd is uit een letsel is verdere identificatie via routinematige laboratoriummethoden dikwijls noodzakelijk.
Vooral woestijnsoorten zoals de Uromastyx‐, Crotaphytus‐, Sauromalus‐, Laudakia‐ en Agamasoorten zijn erg gevoelig voor deze bacterie. Onder deze soorten is devrieseasis de grootste veroorzaker van dermatitis. Vooral Agama‐, Laudakia‐en Sauromalussoorten bezwijken er snel onder. Bij deze soorten lijkt de bacterie zich vanuit de huidletsels via de bloedbaan naar organen te verspreiden met uiteindelijk sterfte van het geïnfecteerde dier tot gevolg.
Deze bacterie heeft er al voor gezorgd dat hele bestanden van de eerder genoemde soorten binnen een paar maanden tijd weggevaagd werden.
Uit onderzoek zijn duidelijk twee oorzaken van deze vorm van dermatitis naar voren gekomen:
- Het desbetreffende dier moet direct of indirect in contact zijn gekomen met Baardagamen (Pogona vitticeps).
De bacterie behoort namelijk tot de natuurlijke mondflora van de Baardagaam. En aangezien de bacterie zeer sterk is (kan in lichtvochtig zand bij een temperatuur van 28°C maar liefst 5 maanden overleven) kan indirect contact met deze soort al genoeg voor besmetting zijn.
Een besmetting hoeft echter niet gelijk tot openbaring van de ziekte te leiden. Daar kan een incubatietijd van maanden aan voorafgaan. - Het desbetreffende dier moet een huidbeschadiging hebben gehad.
De bacterie moet een ingang tot het lichaam hebben om zich er te kunnen nestelen en vermenigvuldigen. Een beschadiging van de huid leidt hierbij vaker en sneller tot devrieseasis dan dat dit via de neus‐ en mondholte het geval is.
Aangezien een huidbeschadiging niet te voorkomen is bij reptielen en zij allen over een mond‐ en neusholte beschikken, kan deze infectieroute onmogelijk weggenomen worden.
Dus resteert er maar één oplossing:
- Voorkom zowel direct als indirect contact met Baardagamen van hagedissen die gevoelig zijn voor infectie met Devriesea agamarum.
Combineer Baardagamen dus ook nooit met andere soorten. En wanneer je over meerdere terraria beschikt, voorkom kruisbesmetting. Ontsmet je handen en alle andere spullen die in contact zijn gekomen of hebben kunnen komen met Baardagamen alvorens andere dieren te hanteren of terrariums te betreden.
Let ook op bij aanschaf van devrieseasis gevoelige soorten. Veel aanbieders hebben ook baardagamen in hun bezit en kweken hiermee, waardoor de kans aanzienlijk is dat het gekochte dier nog onzichtbaar besmet is met Devriesea. In zulke gevallen is extra voorzichtigheid geboden en een quarantaineperiode van minimaal 3 maanden beslist aan te raden. En wanneer je symptomen van devrieseasis denkt vastgesteld te hebben, zet het desbetreffende dier onmiddellijk apart, ontsmet alles grondig en breng een bezoekje aan de reptielenarts.
Uit onderzoek is gebleken dat behandeling met de meeste antibiotica compleet nutteloos is en derhalve achterwege moet blijven. Zoals hierboven vermeld blijkt Ceftiofur wel doeltreffend te zijn.
Net als voor de meeste bacteriën kan uw dierenarts echter steeds een kweek opzetten om na te gaan voor welke antibiotica de desbetreffende bacterie het meest gevoelig is.
Resistentie van bacteriën voor antimicrobiële middelen is immers iets waar men tegenwoordig nooit genoeg rekening mee kan houden. In extreme noodgevallen kan toediening van antibiotica via een infuus overwogen worden.
Als extra noot wil ik graag toevoegen, dat er gevallen bekend zijn waarbij ook andere niet genoemde hagedissen soorten, besmettingen van Devriesea agamarum vertoonden.
Bron:
Tom Hellebuyck
Department of Pathology, Bacteriology and Avian Diseases Division of Poultry, Exotic Companion and Laboratory Animals Faculty of Veterinary Medicine Ghent University.Gepubliceerd in Varia nr. 103 februari 2014