Vitamine A bij reptielen; behoefte en therapeutisch gebruik

prof.dr.Peer Zwart, emeritus hoogleraar pathologie bijzondere dieren, Utrecht

Inleiding

Reptielen in gevangenschap zijn in hoge mate afhankelijk van het dieet dat hen aangeboden wordt. De verstrekte diëten zijn vaak onvolledig. Verschillende metabole afwijkingen kunnen het gevolg zijn.
Vitamine A (retinol) is een essentieel vitamine voor alle diersoorten.  Het speelt een rol in vele belangrijke lichaamsprocessen. Zo reguleert het de embryonale ontwikkeling (celdeling en –differentiatie), speelt het een grote rol in het onderhoud van de kwaliteit van huid en slijmvliezen en helpt het bij optimalisatie van immuniteit en reproductie. Wellicht de meest bekende functie van vitamine A is tenslotte de belangrijke rol die het speelt in het gezichtsvermogen.

Bij dieren die lijden aan een tekort aan vitamine A (hypovitaminose A) kunnen symptomen worden waargenomen die wijzen op een vermindering van de afweerkracht tegen infecties.  Het respioire epitheel functioneert slecht en micro-organismen worden onvoldoende opgeruimd, waardoor een verhoogde kans op pneumonie aanwezig is. Bovendien treed metaplasie van slijmvliezen op.

Problemen die aangetoond zijn bij jonge kameleons die het gevolg zijn van een tekort aan vitamine A zijn onvruchtbaarheid, het afsterven van embryo’s, een vertraagde groei, sterfte, veranderingen aan de wervelkolom, metabole botziekte en verstopping van de hemipenissen. Bij oudere kameleons werden symptomen als necrose van de huid van de staartpunt, gezwollen mondranden, moeilijkheden bij het zich vasthouden, een grotere incidentie van ooginfecties (ook bij hagedissen) en huidveranderingen waargenomen. Zowel bij kameleons als bij sierschildpadden werden bovendien het optreden van zwellingen van deoogleden en een verminderende eetlust gezien (Abate et al. 2002).

Een hypervitaminose-A is een echte vergiftiging: dit is praktisch altijd een iatrogeen probleem. Klinische problemen worden in het bijzonder bij landschildpadden gezien: de hoornlaag van de huid laat los en wat overblijft is een vochtige weke huid. Op deze plekken kan een secundaire infectie eenvoudig plaatsvinden. Daarnaast zijn bloedingen in organen gemeld.  Een hypervitaminose-A kan alleen ontstaan wanneer een dier teveel retinol opneemt, maar niet wanneer het een voorloper van deze verbinding betreft. Chronische symptomen van vergiftiging treden op na een jarenlange verhoogde retinol opname die de dagelijkse behoefte met een factor 10 overschrijdt.

Vitamine-A behoefte

Een ernstige handicap in het optimaal verstrekken van vitamine A aan reptielen is het feit dat de optimale  behoefte van reptielen niet bekend is. Om deze behoeften engermate te kunnen inschatten worden bekende gegevens van vogels (Tabel a: BOA994) en vissen (Tabel b: BOA 1993) vergeleken en bovendien gerelateerd aan de hoeveelheid proteïne in het voer.  Tabel c geeft de door mij geschatte eiwitvoorziening zoals die is gebaseerd op een grof gemiddelde van de voedingsmiddelen en een daaraan te relateren vitamine A behoefte weer.

 

Tabel a: Proteïne- en vitamina A- behoeften van een aantal vogelsoorten.

Kip Fazant Kwartel
Proteïne (%)Vit. A (IE/kg lich.gew.)

 

Vit.A (IE/kg voer)

18800

4400

5000

262000

5280

 

288800

1300

2000

 

Tab3l b: Proteïne- en vitamina A- behoeften van een aantal vissoorten.

Dwergmeerval Karper Forel
Proteïne (%)Vit.A (IE/kg voer) 321-2000 354000 382500

 

Tabelc: Geschatte waarden van proteïne- en vitamine A-behoeften van verschillende reptielen.

Leguaan/Landschildpad Baardagame Slang Insectivoor
Proteïne (%)Vit A (IE/kg voer) ± 15± 1-2000 ± 23± 1500* ± 35± 2500* ± 25± 2500

*Supplementering niet nodig: vitamine A uit de lever van gewervelde prooidieren

Therapeutisch gebruik

In geval van verdenking van vitamine-A gebrek, kan supplementering plaatsvinden in de volgende doses:

Landschildpadden: 50.000 IE maximaal (eenmalig)

Waterschildpadden: ± 100.000 IE (evt. Herhalen na 6-8 weken)

Slangen (soorten die geen hele vertebraten (inclusief hun lever) eten): 50.000 IE (gemodificeerd naar Sievers 1957).

 

Aan insecteneters kan men vitamine A supplementeren door preparaten aan het drinkwater toe te voegen (Vit. A 10.000 IE/l; Vit. D 2000 IE/l; Ca-lactaat 4 g/l). Een alternatief hiervoor is het verrijken van de aangeboden insecten. Dit kan op twee manieren gebeuren. De eerste manier is het bepoederen van de voedseldieren met een preparaat, vlak voordat zij gevoerd worden. De tweede optie omvat het zgn,’gut loading’: aan de voedseldieren,bijvoorbeeld meelwormen of krekels, wordt enkele uren voordat zij opgegeten worden een vitaminen-mineralen-preparaat gevoerd (Allen 1997). Krekels die op deze manier ‘verrijkt’ worden dient men eerst een dag te onthouden van water: als men vervolgens het preparaat wat vochtig maakt zullen zij hier zonder problemen van eten.

Tenslotte enkele ervaringen bij lokaal gebruik van vitamine A. Bij een juveniele Griekse Landschildpad (Testudohermanni) bij wie een lokale therapie met vitamine A aan de ogen leidde tot duidelijke huidveranderingen aan het voorste deel van het lichaam.

Het aanbrengen van vitamine A op de huid van slangen kan leiden tot het vervellen van dat deel van het lichaam dat behandeld is (Wiechert 2005).

Verder is een ‘pseudohypervitaminose-A vermeld (Claessen, 2004) bij schildpadden na het voeren van Eukanuba hondenvoer. Dit is wellicht het gevolg van een hoge concentratie antioxydanten.

Een laatste belangrijke opmerking bij dit verhaal is dat het feit blijft dat veel zaken onbekend zijn in degeneeskunde van reptielen.  Hierbij moet men vooral in acht nemen dat niet alle reptielen gelijk zijn; dat er een grote verscheidenheid aan soorten bestaat, elk met zijn eigen aanpassingen en behoeften!  Zo zijn er bijvoorbeeld duidelijke verschillen tussen landschildpadden en moersschildpadden – wat betreft hun gevoeligheid voor hoge doses vitamine-A. Landschildpadden zijn naar mijn ervaring het gevoeligst.

 

Geraadpleegde literatuur

 

–    Abate, AL; Coke, R; Ferguson, G; Reavill, D. (2003) Chameleons and vitamin A. Journal of Herpetological Medicine and Surgery. 13(2); 23-31

–    Allen, M. E. (1997) From Blackbirds and Thrushes … to the Gut-Loaded Cricket – A New Approach to ZOO Animal Nutrition. British Journal of Nutrition 78(Suppl. 2): S135-S143.

–    Board on Agriculture (BOA) (1993) Nutrient Requirements of Fish, The National Academies Press, Washington.

–    Board on Agriculture (BOA) (1994) Nutrient Requirements of Poultry: Ninth Revised Edition, 1994, The National Academies Press, Washington.

–    Claessen, H. 2004 Pers. Comm.

–    Sievers, K. (1957). Die Bedeutung der Vitamine A, B (Komplex), C und D3 Für den Häutungszyklus der Schlangen. Int. Zschr. Vitaminforsch. 27: 452-463.

–    Wiechert, J. 2005 Pers.comm.